Als de dood voor de deur staat. Hoofdstuk 4

Als de verpleegkundigen van de ambulance met Lizzy bezig zijn, geef ik mezelf wat rust en ga wat naar achteren om bij de kinderen te gaan staan die inmiddels alle drie beneden zijn gekomen.

Lizzy krijgt een infuus aangelegd en wat andere dingen die ik me niet meer kan herinneren omdat inmiddels Kenny en Kayleigh ook beneden zijn aangekomen. Ik weet niet meer waar ik me op moet concentreren, Lizzy of de kinderen, het wordt een beetje van allebei. Niet genoeg want de kinderen zijn overstuur en ik kan ze niet geruststellen. Ik heb er altijd een hekel aan gehad om te zeggen dat het allemaal wel goed komt, terwijl je dat nooit zeker weet. Misschien had ik het wel moeten zeggen om ze gerust te stellen, maar ik doe het niet. In films zie je dat zo vaak dat ze dat zeggen. Maar we hebben er niets over te zeggen, we hebben er geen grip op. En dat is wat op dat moment zo moeilijk is, dat je er niets over hebt te zeggen, niets aan kunt doen. Ik kan alleen haar hand vasthouden en dat doe ik dan ook maar.

Ik begin me langzaam af te vragen wat er eigenlijk allemaal is gebeurd en wat er in hemelsnaam aan de hand kan zijn met Lizzy ? Een allergische reactie ? Iets met haar hart ? Iets met haar hoofd ? En die epileptische aanval, die baart me zorgen en is verschrikkelijk om te zien. Waarschijnlijk door het infuus is ze uit haar stuip gekomen en is ze rustiger. Dan doet de vrouwelijke verpleegkundige een mededeling die ik niet wil horen, “Het is vrijwel zeker een hersenbloeding”, zegt ze….. Op dat moment dringt het maar gedeeltelijk tot je door. Of je het niet wilt horen of dat het gewoon niet tot je doordringt ik weet het niet. Ze vraagt of er iemand voor de kinderen kan zorgen want ze moet met spoed naar het ziekenhuis, het Carolus ziekenhuis in Den Bosch. Het zal rond middernacht zijn geweest als ik moet nadenken wie ik zou bellen. Ik kies voor de buren Wil en Annemarie en ik pak de telefoon om te bellen. Gelukkig neemt Wil snel op en leg ik de situatie kort en warrig uit, hij komt direct.

Inmiddels is Lizzy op de brancard gelegd en heeft ze allerlei apparatuur aan zich gekoppeld gekregen. Het tafereel ziet er ernstig uit en het woord hersenbloeding blijft maar door mijn hoofd spoken als een pijnscheut van mijn hoofd naar mijn hart. Wil komt binnen en neemt de kinderen mee naar boven en ontfermt zich over hen. Ik vergeet echt afscheid van ze te nemen en ze te zeggen dat het wel goed komt en dat ik van ze hou. Ik stel ze niet gerust maar laat ze radeloos achter met de buurman die het ook allemaal niet goed heeft meegekregen. Ik roep nog wel iets van een afscheid, ik weet niet meer wat. Het is tijd om met de ambulance mee te gaan, “De tijd dringt”, zeggen de verpleegkundigen, lekker geruststellend. Ik word voorin geplaatst naast de bestuurder. Het is zo’n grote ambulance bus die met haar felle kleuren onder de lantaarnpalen en haar zwaailichten de donkere nacht als daglicht laat oplichten. Het zwaailicht en de sirene gaan aan als ik de rillingen van het geluid van de sirene over me heen laat komen en ik kijk door het raampje naar achteren, waar ik Lizzy in haar blauwe nachtjapon zie liggen onder het wakend oog van de verpleegkundigen, maar voor mijn gevoel toch hulpeloos en alleen. Ik hoor de verpleegkundige tegen Lizzy luidruchtig praten, maar ik betwijfel of ze het wel kan horen. Haar lichaamstaal vertelt me dat ze weer een aanval heeft gekregen…

Lizzy, Jeffrey en Kenny tijdens vakantie Noorwegen 2006

Lizzy, Jeffrey en Kenny tijdens vakantie Noorwegen

Intussen rijdt de ambulance met hoge snelheid de wijk uit op weg naar het ziekenhuis. Ik vraag nog een keer aan de bestuurder of het ernstig is met Lizzy, maar ik weet het antwoord al, hij hoeft het niet eens te zeggen. En dan zit je daar, met het geluid van de sirene om je heen. De zwaailichten van de ambulance verlichten de omgeving als bliksemschichten tijdens een niet te stoppen onweersbui. We komen niemand tegen, geen auto´s, niets. Alsof de wereld tot stilstand is gekomen, alsof je in een andere wereld terecht bent gekomen. Ik herken onderweg niets meer, het glijdt allemaal langs me af. De rit lijkt uren te duren en het begint langzaam tot je door te dringen wat er is gebeurd.

Maar hoe ernstig kan het zijn ? Een hersenbloeding kan toch goed aflopen ? In mijn omgevingen en zelfs in mijn familie zijn hersenbleodingen niet ongewoon, maar dat waren meestal TIA’s, ernstige ongemakken met soms blijvende beperkingen. Ironisch genoeg zijn er op dit moment op de televisie en radio reclame spotjes over het herkennen van de symptomen van een hersenbloeding, een scheef gezicht, vreemd gaan praten en verlamming aan één zijde. Maar niets van deze symptomen bij Lizzy, niets. De epileptische aanval, dat is echt niet goed, dat is me wel duidelijk geworden. Het kan daarom geen kleinigheid zijn. Ik maak me enorm veel zorgen….

[jetpack_subscription_form title=”Abonneer je op mijn Blog via E-mail”]

 

Aantal keer gelezen :1324

Reacties

  1. 1

    Monique Bijen Neidig zegt

    Ik weet de afloop van je verhaal . Maar als ik het lees hoop ik zo ontzettend dat het nog goed komt. Wat een heftige gebeurtenis moet dat voor jullie allemaal zijn geweest. Je beschrijft het zo dat ik helemaal voor voor me zie. Ik ben er stil van maar ik wilde toch even reageren.

  2. 5

    mandy van berkel zegt

    Idd alsof het gisteren was. En ik weet nog dat we in het ziekenhuis aan kwamen iedereen was daar en ik ging met Greetje Nap naar dr bed en pakte dr arm en ik zei wordt wakker liz wordt wakker…..

  3. 6

    yvonne bijlaart zegt

    Weet niet wat ik moet schrijven….. wil wel iets schrijven…..
    Een woord komt omhoog; ‘Vreselijk’!!!!